Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen

 

Artikel 3a
1
Indien het een motorrijtuig betreft waarvan het maximaal toelaatbare gewicht hoger is dan 3500 kilogram, dient de verzekering voorts te dekken de aansprakelijkheid van de exploitant waartoe een gevaarlijke stof, aan boord van dat motorrijtuig, aanleiding kan geven en die is gebaseerd op de eerste afdeling van de veertiende titel van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek.
2
De in het eerste lid bedoelde dekking moet zich uitstrekken tot de aansprakelijkheid voor de schade, bedoeld in artikel 1210, onderdeel b, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, welke wordt toegebracht door gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden op het grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is. Hierin is begrepen de schade, toegebracht aan personen die onder welke titel ook, worden vervoerd door het motorrijtuig dat de schade veroorzaakt; de zaken, door dat motorrijtuig vervoerd, kunnen van de verzekering worden uitgesloten.
3
Dekking moet zich voorts uitstrekken tot de aansprakelijkheid voor de schade welke wordt toegebracht door gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden in bij algemene maatregel van bestuur aangewezen landen. De hoogte van de dekking van de schade, die bedoeld in het tweede lid daaronder begrepen, wordt bepaald door de wetgeving van het land waar de gebeurtenis heeft plaatsgevonden dan wel door de wetgeving van het land waar het motorrijtuig gewoonlijk is gestald, indien in laatstbedoeld land de dekking hoger is. Indien het bureau, bedoeld in artikel 2, zesde lid, een zodanige schade heeft verrekend, heeft het voor het betaalde bedrag verhaal op degene op wie de verplichting tot verzekering rust, voor zover deze verplichting niet overeenkomstig het bepaalde in dit lid is nagekomen.
4
In afwijking van het bepaalde in het derde lid moet ten aanzien van motorrijtuigen, als bedoeld in het eerste lid en als bedoeld in artikel 6 van de Richtlijn nr. 72/166/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid (PbEG L 103), gewijzigd bij Richtlijn, nr. 72/430/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 19 december 1972 (PbEG L 291, rectificatie PbEG 1973, L 75), nadien gewijzigd bij Richtlijn, nr. 84/5/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 30 december 1983, (PbEG 1984, L 8), de verzekering de schade omvatten welke wordt toegebracht door gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden op het grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is.
5
De dekking moet zich uitstrekken tot de aansprakelijkheid voor de schade, bedoeld in artikel 1210, onderdeel b, van Boek 8 van het Burgerlijk Wetboek, veroorzaakt door de gevaarlijke stof aan boord van het in het eerste lid bedoelde motorrijtuig, zoals die aansprakelijkheid voortvloeit uit de toepasselijke wet.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •